In april kocht ik de Millennium Trilogie van Stieg Larsson, omdat de boeken in de kranten en op alle lees- en boekblogs gunstig werden beoordeeld. Toen ik door de paar duizend bladzijden heen was, had ik de indruk een modern sprookje te hebben gelezen. Griezelig zo nu en dan, macaber, soms spannend met als ondergrond de hedendaagse politieke, juridische en zakelijke wereld, waarvan het bij iedereen zo langzamerhand wel bekend is dat er daar veel gebeurt wat het daglicht niet verdragen kan. De hoofdpersoon, Lisbet Salander, wordt opgevoerd als een geniale 'nerd' die ongrijpbaar is voor justitie, omdat ze kans ziet zichzelf onzichtbaar te maken door allerlei vermommingen toe te passen. Bovendien is ze lid van een wereldwijde groep 'hackers' die in ieder computersysteem kan inbreken. Met deze moderne technologie als wapen neemt ze wraak op iedereen die haar in het verleden slecht behandeld heeft en het gaat er daarbij niet bepaald zachtzinnig aan toe. Na de laatste bladzijde te hebben gelezen, kan ik niet anders concluderen dan dat het succes van de boeken te danken moet zijn aan het feit, dat het de droomwens van iedereen is, om radicaal met al je vijanden en tegenstanders af te kunnen rekenen: kijk maar naar de films van Clint Eastwood als Dirty Harry... maar in de echte wereld is het helaas niet erg geloofwaardig.
Het staat me tegen als mensen zeggen dat je 'zus-en-zo' boek moet lezen, want dat wekt bij mij een soort tegenzin op, dus toen er in de negentiger jaren een hype ontstond rond "Het Bureau" van J.J. Voskuil, liet ik die boeken links liggen. Eigenlijk ben ik pas nieuwsgierig geworden na het lezen van zijn boek 'Binnen de Huid' , dat dit voorjaar postuum verschenen is.
Omdat dit boek een schakel is tussen "Bij nader inzien" dat zijn studentenleven beschrijft en "Het Bureau" waarin de jaren beschreven worden die hij werkend doorbrengt op het wetenschappelijke "Meertens Instituut" voor volkskunde, kon ik kiezen of ik wilde weten wat vóór "Binnen de huid" was gebeurd of daarna.
Ik koos daarna, en moet dus raden wat de jeugdidealen van hem en zijn vrouw zijn geweest.
Wat belangrijk is, lijkt mij, voordat je "Het Bureau" gaat lezen, is te weten hoe het was om op te groeien in de eerst helft van de twintigste eeuw. Omdat ik geboren ben in de 2e Wereldoorlog, weet ik me nog heel goed te herinneren hoe Victoriaans onze opvoeding eigenlijk was. Over seks werd nooit gesproken, dat was 'vies', en hiërarchische verhoudingen in de maatschappij waren al eeuwenlang geleden vastgelegd en nauwelijks bespreekbaar.
Voor mij was het ook heel herkenbaar, omdat ik zelf op een dergelijk 'bureau' heb gewerkt tussen 1963 en 1968.
Ik begrijp, dat Voskuil en zijn vrouw hadden gekozen voor 'onmaatschappelijkheid' , d.i. niet meedoen aan de kapitalistische consumptiemaatschappij. Voskuil, alias Maarten Koning, voelt zich dan ook constant bedreigd, aan de ene kant door zijn bazen en collega's en aan de andere kant door zijn vrouw, die zeer rigide blijft vasthouden aan wat ze kennelijk, in de begintijd van hun huwelijk, met elkaar afgesproken hebben.
Zo beschrijft hij de ruzies die hij met zijn vrouw heeft, wanneer hij besluit te gaan werken. Ze wil dat niet, evenmin wil ze dat hij salarisverhoging accepteert, of medewerkers aanstelt om hem te helpen met zijn werklast. Hij mag geen bandrecorder mee naar huis nemen en een televisie en auto zijn uit den boze. Ze eist zelfs dat hij een roeimachine, die hij gekocht heeft om fit te blijven, terugbrengt naar de winkel. Zijn werk moet 'onzin' blijven. Als hij zich begint te interesseren voor wat hij moet onderzoeken , namelijk cultuurlijnen ontdekken tussen volksgebruiken en die intekenen op kaarten om daar uiteindelijk een Atlas van te kunnen maken, zijn de rapen gaar.
Het enige waar zijn vrouw en hij het over eens zijn, is de liefde voor alle dieren.
Op zijn werk moet hij, tegen wil en dank, leren te manoeuvreren om zichzelf te kunnen handhaven tussen zijn collega's (in binnen- en buitenland) en tegelijkertijd de bazen op het 'Hoofdbureau' te vriend te houden. Hij voelt zich nergens op zijn gemak en wordt vaak overvallen door gevoelens van zinloosheid. Op een zeker moment constateert hij zelfs dat de 'glans' die de wereld vroeger voor hem had, voorgoed verdwenen is.
In het eerste deel van "Het Bureau" beschrijft hij feilloos zijn baas, "Meneer Beerta". Hij had hem beter"Meneer Schipper" kunnen noemen, want deze man is een meester in het manipuleren van zijn minderen en meerderen ; bij het uitspelen van de een tegen de ander wordt de waarheid vaak geweld aangedaan, maar naar buiten toe speelt hij de beminnelijkheid zelve.
Ik ben nu bezig aan deel II : "Vuile Handen".
Dit deel beschrijft het verdere wel en wee van Maarten Koning op 'het bureau' met zijn collega's en bazen die er allemaal op uit zijn om hun eigen positie te verbeteren, desnoods ten koste van de anderen. Alleen een goede schrijver is in staat om 5500 bladzijden vol te schrijven over het leven op een kantoor of bedrijf zonder dat het gaat vervelen. Ja, het is zelfs zo boeiend dat je wilt weten hoe het nu verder met ze gaat.
Vanavond hoorde ik op de Wereldomroep een reportage waarin de huidige directeur van het Meertens ( Beerta) Instituut wordt ondervraagd over de bandopnamen die in de vijftiger en zestiger jaren zijn gemaakt van volksvertellingen. Over Voskuil wordt met geen woord gerept en toch heeft hij in zijn romans uitgebreid over deze opnamen gereporteerd.
Korte memorie ?