donderdag 13 augustus 2009

Schapenbelletjes

Vannacht lag ik lang wakker. Waar is de tijd gebleven dat ik 12 uur achter elkaar kon slapen? Niks aan te doen, dus lag ik te luisteren naar de geluiden die door de openslaande deuren naar binnen sijpelden. Ik hoorde een aantal honden die, eenzaam als ze zich voelden, hun klaagzang tot de maan richtten. Och, dat zijn we hier wel gewend: blaffende honden. Als je er, als buitenlander, wat van zegt kijken de Spanjaarden je verbaasd aan. ¿ Perros ? ¿ Qué perros? ! No oigo nada!
Nee natuurlijk niet, ik zou ook helemaal doof zijn geworden van alle herrie die ze hier normaal produceren: oorverdovend vuurwerk bij iedere gelegenheid, en maximale decibellen popmuziek tijdens de fiestas.

Mijn gedachten gingen terug naar Mallorca toen we aan de NW kust, aan de Costa de Deià woonden. Het was er 's nachts werkelijk doodstil. Het aanspoelen van de golven op de kust was in de zomer nauwelijks hoorbaar. Als we al een hond hoorden was het de hond van de schaapherder, wiens nobele taak het was de schaapjes, die allemaal een belletje om hun nek droegen bij elkaar te houden, zodat hun baasje ze makkelijker terug zou kunnen vinden als ze een beetje afgedwaald waren. Wat vaak gebeurde want ze liepen vrij rond, waarschijnlijk om het weinige groen dat in het berglandschap te vinden was op te sporen. Als de belletjes erg dichtbij kwamen begon ik me zorgen te maken. Waren ze erin geslaagd in mijn tuin door te dringen ? Aten ze nu al mijn verse kruiden en groenten op, die ik met zoveel geduld had opgekweekt uit minuscule zaadjes. De peterselie, basilicum, sla, tomaten, paprika's en aubergines ? Zelfs de bloemen van de potplanten waren niet veilig voor hun vlijtige tongetjes.
Zo lag ik gespannen te luisteren naar de progressie van hun belletjes.
Tegen het ochtendgloren kwamen de vissers terug en hoorde ik het "chuk-chuk-chuk" van de vissersbootjes als ze onderlangs ons huis doorvoeren om op hun thuishaven, Port de Sóller, hun vis af te leveren.
























Ja, absolute nostalgie, die op de randen van de nacht het hevigst is. Ik dacht aan een gedicht van W.S. Merwin, één van de bekendste Amerikaanse 20- eeuwse dichters, die in het begin van de vijftiger jaren van de vorige eeuw, een tijdje de 'tutor' was geweest van de oudste zoon van Robert Graves, William. Het huis 'Cannellun' (Huize de Maan), waar de beroemde schrijver had gewoond, lag een paar kilometers van het onze verwijderd en was een bedevaartsoord voor zijn vele bewonderaars geworden. William Graves heeft overigens nog een prachtig boek geschreven: 'Wild Olives' over zijn jeugd in Deià en het leven met zijn vader.
Het gedicht ( dat gaat over de geluiden die hij 's nachts buiten hoort) van Merwin, die logeerde in huis Son Beltran dat op de helling vlak boven de baai van Deià ligt geeft perfect de sfeer weer die ik bedoel, hoewel hij hier over een winternacht schrijft.

In the Old Vineyard

That was a winter of last times
waking upstairs in the cold
empty house of the master
of Son Beltran with its new floors
of imitation marble
its bare rooms living with echoes
though the window had been open
all night to another cold
that came down from the mountains
bringing the sounds of the sheep bells
from somewhere among the clouds
and before the sun was up
I would open the front door
as the fishermen my neighbors
were bringing the night catch
up the stairs to spread out
on the gray stones of the hour
then as the first rays kindled
the upper terraces
across the valley I heard
every morning the same
voice of a girl singing
her flight of notes that rose
along the tiers of stone
to touch the whole morning
with their hovering song
older than I could know





Geen opmerkingen: