zondag 11 november 2012

Bootreis naar de Zwarte Zee, van Batumi naar Kutaisi

Die dag waren we vroeg in de ochtend de haven van Batumi, Georgië, binnen gevaren na twee nachten en een dag op zee. De eerste nacht ontdekten we waarom de Ottomanen deze zee" kara deniz" (zwarte zee)  hadden genoemd. Dat was niet omdat het water zwart was maar vanwege het slechte weer dat daar vaak voor kwam. En ja hoor, alsof de duvel ermee speelde, 's avonds na vertrek uit Istanbul tijdens de lezing van Midas Dekkers, begon het schip te slingeren, waardoor zijn lezing een bijzonder tintje kreeg, ook vanwege de bleek weggetrokken toehoorders. Mijn cabin-steward Steven, die op onze gang overal kotszakken tussen de relingen had gestoken, vertelde me dat er al vele medereizigers zeeziek in hun hut lagen. Gelukkig had ik nergens last van. Ik vond het eigenlijk wel lekker, dat omhoog op een golf zweven om daarna een duik naar beneden te maken ( zeven keer naar links en de achtste keer naar rechts ! ) Het enige wat me stoorde was dat de deur van de kleerkast steeds openvloog, om daarna met een klap weer dicht te vallen. Dat heb ik verholpen door mijn badhanddoek tussen de deur en de kast te proppen en er een stoel voor te zetten.

Nu keek ik door het raampje van de bus naar het landschap van Georgië. Langs de kust stonden vele oude hotels die nog uit de sovjet-tijd stamden, herkenbaar aan de kazerne-bouw. Zo nu en dan wees onze jonge gids een nieuw gebouwd hotel aan, dat er, voor onze westerse begrippen, ook niet aantrekkelijk uitzag. Natuurlijk kon zij geen vergelijking maken met hotels elders in de wereld, wel begrepen we dat ze trots was op haar land. Helaas vertelde ze ons weinig nieuws en liet haar uitspraak van het Engels heel wat te wensen over. Wat ik onthouden heb is haar uitlating : "wie aar ferry hospieteebel piepul," niet alleen vanwege haar uitspraak, maar ook omdat het me deed denken aan de enthousiaste lezing van Ramsey Nasr, die de Georgiërs geroemd had om hun gastvrijheid. Hij was overal uitgenodigd om te komen eten en (veel) te drinken, had ik begrepen!
Het landschap waar we doorheen reden was bebost en heuvelachtig, afgewisseld door valleien. De weg was smal en de varkens, koeien en kippen liepen gewoon los in de berm te grazen. Aan beide zijden van de weg stonden de typische Georgische huizen waar beneden het vee wordt gehouden en op de bovenverdieping de hele familie woont.


Onverwacht kregen we met een ander aspect van het land te maken, toen de bus een parkeerplaats opdraaide, waar de andere bussen afkomstig van onze boot reeds geparkeerd stonden. De reden van deze stop werd geleidelijk aan duidelijk toen ik twee rijen voor een hokje zag staan. De rij vrouwen was aanzienlijk langer, zoals gebruikelijk. Omdat niet duidelijk was wanneer de volgende gelegenheid voor een sanitaire stop zou zijn, sloot ik me bij de rij aan. De berichten die ons van voorin de rij bereikten waren niet erg bemoedigend, geen water, geen papier en ongelofelijk smerig. Ik keek rond of er niet een paar bosjes in de buurt waren, helaas....
Na de stop reden we verder, op weg naar Kutaisi en soms kregen we in de verte de meer dan 5000 meter hoge, besneeuwde toppen van het Kaukasus-gebergte te zien.
Na een paar uur reden we dan eindelijk Kutaisi binnen en de bus parkeerde op een groot plein, waar de enorme fontein, die er gloednieuw uitzag, opviel.
We werden uitgeladen en gingen in ganzenmars door een park, langs hobbelige straten naar het museum.
O jee, dat was een uitdaging voor de stokjes en rollators. In het museum zagen we ikonen uit lang vervlogen tijden toen Georgië zich nog in het middelpunt van de orthodoxe wereld bevond.

Na een snel rondje door die ene zaal werden we naar de markt geleid, waar er enige onzekerheid ontstond hoe lang we daar moesten doorbrengen, zodat sommige mensen terugliepen naar de bus en anderen buiten stonden te wachten. 


Het hoogtepunt van de dag, het klooster van Gelati, moest echter nog volgen, hoewel iedereen nu wat uit zijn humeur was vanwege honger en dorst. De lunch-dozen werden vervolgens uitgedeeld, maar de inhoud was, door urenlang in de hete kofferbak van de bus te zijn opgeslagen, er niet beter op geworden en half bedorven. 
Maar niet zeuren, op naar het klooster !







Geen opmerkingen: